Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [34]Menigten, menigten in het [35]dal des dorswagens; want de dag des HEEREN is [36]nabij, in het dal des dorswagens. 34. Dat is, [als met verwondering uitroepende] o hoezeer grote menigten van mensen zullen er komen, of zich verzamelen! of, hoe vol zal het overal zijn van verslagen, nedergevelde vijanden, ziende op het voorgaande vers, verg. 2 Kron.20:24, enz.; Jes.66:24, en zie van zulk ene verdubbeling der woorden Gen.14:10; Deut.16:20; Ezech.13:10, in de aantekening. Anders: rumoeren, rumoeren, of gedruis, gedruis, gewoel, gewoel. 35. Versta, het gemelde dal van Josafat, alzo genoemd omdat de vijanden van Gods volk aldaar zouden gedorst, dat is verbroken en vertreden worden. Dit past wel op het voorgaande vers waar God zegt: Slaat de sikkel aan, want de oogst is rijp, waarop het dorsen volgt; en alzo wordt het Hebr. woord Charuts gebruikt voor den dorswagen, te dien tijde gebruikelijk; Jes.28:27; Amos 1;3, en in een gelijke zaak als hier Jes.41:15. Verg. ook hiermede Jes.25:10; Jer.51:33; Hab.3:12. Doch alzo het voorschreven woord ook betekent, versneden, en voorts beslist [gelijk men nu ook spreekt] of juist bestemd, besloten aangenomen, wordt het van sommigen hier overgezet, het dal der versnijding; dat is, der uitroeiing, of het dal van het precies bestemd, bescheiden, oordeel, alsof men zeide, van het arrest, van het juiste vonnis; ook in de goede zin. Zie deze betekenis van het Hebr. woord Job 14;5; Jes.10:22,23; Dan.9:26,27, en Dan.11;36. 36. Profetischerwijze, en ten aanzien van God gesproken, alsof de zaak voor de deur was. Verg. Openb.1:1, en 2 Petr.3:8,9.